Historie: Eddy Bouwmans

Eddy Bouwmans

Het “Tourverhaal” van Eddy Bouwmans In 1992 maakte Eddy Bouwmans een opmerkelijk Tourdebuut. Hij eindigde als veertiende in het eindklassement en won het jongerenklassement. Nederland werd een nieuwe Tourheld rijker. Hij zou driemaal van start gaan in het grootste wielerevenement ter wereld. In 1992 en 1993 in het shirt van Panasonic en Novemail-Histor en in 1995 als lid van de Novellploeg. Eddy Bouwmans kijkt nu met een dubbel gevoel op zijn wielerloopbaan terug: “Ik ben heel fris aan mijn carrière begonnen. Met het idee van ‘we zien wel waar het schip strandt. Toen het allemaal zo gemakkelijk bleek te gaan, werden de verwachtingen hoog. Maar zelf heb ik nooit geroepen dat ik de nieuwe Theunisse of Rooks was. Dat heeft de buitenwereld gedaan. Het is absoluut niet zo dat ik onder die druk bezweken ben. Feit is gewoon dat het langzaam minder is geworden. ” De witte trui die geen witte trui was In 1992 ging de Tour in het Spaanse San Sebastian met een proloog van start. Zijn toenmalige ploegleider Peter Post had in de Duitser Ludwig iemand voor de sprint en in de Rus Ekimov nog een kandidaat voor ritwinst. Eddy Bouwmans zou zich als vrijbuiter mogen manifesteren. Aan de vooravond van zijn eerste Tour legde hij zijn strijdplan uit: “In de ploeg kan ik toevallig het beste klimmen, maar dat betekent niet dat ik geen werk voor de anderen zal doen. Ik ga naar mijn eerste Tour vooral om te leren. Vooraan mee zijn op Alpe d’Huez zou natuurlijk heel mooi zijn. Maar ik ben pas weg als ik zeker weet dat het zin heeft. Nee, ik ben niet zo’n type dat er volop ingaat en wel ziet waar het schip strandt. Ik zal ook nooit op de Alpe d’Huez al bij de derde bocht demarreren. Als ik er nog bij zit dan zal ik misschien zo’n 3 kilometer voor de meet iets proberen. Ik klim het liefst met Indurain en Lemond. Die rijden een strak tempo, maar als ik goed in vorm ben kan ik net als iemand als Herrera constant demarreren. Maar daar ga je op een gegeven moment aan kapot. Demarreren bergop is moordend.” In zijn debuutjaar had hij zijn hele seizoen op de Ronde van Frankrijk afgestemd. Hij wilde het hele jaar goed zijn. Hij vond niet dat hij in andere koersen in het voorjaar alleen maar kon meerijden. Misschien is hij daarom nooit echt helemaal fit aan de Tour begonnen. Maar voor die eerste Ronde had hij ook een redelijk zware lente gehad en toch deed hij het dat jaar uitzonderlijk goed. Eddy Bouwmans reed namelijk zo opvallend dat hij de leiding nam in het jongerenklassement. Richard Virenque en Pascal Lino hadden daarin in de eerste dagen van de Tour een grote voorsprong genomen en de Brabander had zich afgevraagd: hoe kan ik dat nog goed maken? De uit Aarle-Rixtel afkomstige Bouwmans had ook zijn zinnen op dat jongerenklassement gezet. De namen van zijn voorgangers – Erik Breukink, Raul Alcala, Andy Hampsten, Greg LeMond, Laurent Fignon, Peter Winnen – spraken tot zijn verbeelding. Bovendien had hij in verschillende rittenkoersen al zo vaak de jongerentrui gewonnen. Zijn pech was echter dat in 1992 de Tour-organisatie bedacht een aantal truien te schrappen. Het jongerenklassement bestond nog wel, maar er was geen witte trui meer die werd uitgereikt. Eddy Bouwmans vindt dat nog steeds jammer. Ploegleider Peter Post had hem voor de proloog nog gezegd: ‘Als je denkt dat je hard kunt rijden, of hard gereden hebt in het verleden, dan is dat nog niets vergeleken met wat je nu gaat mee maken.” Bouwmans ging in die eerste Tour in 1992 vooral mee om te leren. Zijn doel lag niet hoger dan dat hij Parijs wilde halen en goed wilde fietsen. Het enige dat hem nerveus maakte was de ploegentijdrit. Maar toen die eenmaal verreden was, kon hij onbevangen rondrijden. “Eigenlijk”, herinnert hij zich, heb ik die hele Tour geen slechte dag gekend. In de bergen beperkte ik me ertoe de concurrentie te volgen.” Vaak moest hij pas op de laatste col de grote jongens laten gaan. In de etappe naar Sestrières reed hij behoudend. Hij herinnert zich de demarrage van de ritwinnaar Claudio Chiappucci. Toen hij andere renners zag reageren, heeft hij nog wel even getwijfeld: “Zal ik meespringen of niet?” Hij deed het niet en besloot in de buurt van Gianni Bugno en Miguel Indurain te blijven. Die klommen meer zoals hij zelf het liefst deed: geleidelijk en met niet te veel tempowisselingen. Ze reden wel een grotere versnelling dan hij. Hij probeerde met zijn kleine verzet in de buurt te blijven. Ondanks zijn mindere tijdritcapaciteiten klom hij dag na dag in het klassement. ‘In de ploegleidersauto werden ze razend enthousiast,’ weet Bouwmans zich nog te herinneren. Eddy Bouwmans wist dat hij het verlies in de tijdritten op ander terrein moest zien te compenseren. In zijn eerste Ronde van Frankrijk leverde hij op elke tien kilometer tijdrijden een minuut in op de ongenaakbare Indurain. Toen Bouwmans na drie weken in Parijs arriveerde was hij de eindwinnaar van het jongerenklassement en veertiende in de algemene eindrangschikking. De pers dook als muskieten op de nieuwe “Nederlands hoop in bange wielerdagen”. Aan de druk van de buitenwereld zei Bouwmans zich niet te storen: “Nee, ik ben er nuchter genoeg voor om me niet druk te maken over wat anderen allemaal denken of schrijven. Ze kunnen toch onmogelijk van mij verlangen dat ik zomaar even de Tour ga winnen. Ik ben echt wel overtuigd van mijn capaciteiten. Maar ik weet wel dat het een honderdste tref zal zijn als ik de Tour win.” Nederland leek een nieuwe Tourheld rijker. De teleurstelling Hij hoopte een jaar later weer het oude ritme van 1992 terug te vinden. “Als ik dat weer te pakken heb, ben ik zeker één van de beste renners van het land. De gezondheid is weer goed, ik voel me fit. Misschien kan ik zelfs nog wat beter gaan rijden.” De toen 25-jarige Gemertenaar besefte ook dat zijn prestatie van twaalf maanden eerder verplichtingen had geschapen. Maar of dat in de toekomst weer zou leiden tot een huldiging op het podium in Parijs, daarover liet Eddy Bouwmans zich heel wat voorzichtiger uit dan vóór zijn debuut. Hij meende toen nog dat hij ooit de Tour zou kunnen winnen. “Een plaats bij de eerste vijf moet de komende jaren voor mij haalbaar zijn,” zei hij een jaar later op bescheiden toon. De kenners voorspelden hem een gouden toekomst. Zijn teambaas Peter Post was overtuigd van zijn kunnen aan de vooravond van de tweede Tour van zijn pupil: “Eddy heeft het echte wielerhart. Hij staat te boek als een persoonlijkheid. Als iemand respect afdwingt door zijn houding, gedrag en manier van koersen dan is hij het.” Bouwmans zelf was voor deze Tour realistisch: “Ik ben een middelmatige tijdrijder en in het hooggebergte kan ik de grote jongens echt niet naar huis rijden. Dat ontmoedigt me niet. Ik zit nog niet aan mijn plafond, terwijl het niveau van de toppers in mijn ogen niet verder zal stijgen. Ik mag er daarom vanuit gaan, dat het verschil kleiner zal worden.” Bouwmans was als kopman van de Histor­Laserploeg aangewezen voor zijn tweede “Grand Boucle”. In 1993 was de enige hoop die hij koesterde één mindere slechte dag. Tegen zijn gewoonte in sprong hij in de bergetappes al vroeg met groepjes mee. Hij kon de teleurstelling over het mislukte klassement geen plaats geven. En zolang dat niet lukte, waren al zijn pogingen om een etappe te winnen zinloos. In 1993 zegevierde hij weliswaar in de Classique des Alpes en in een rit in de Dauphiné Libéré, maar in de Tour werd hij nu op de cols voorbijgereden door renners die hij een jaar eerder nog op een halfuur reed in de bergritten. Nu verloor hij zelf in de beklimmingen vaak meer dan een kwartier. Hij rekende voor: ‘In twaalf maanden was ik drie kwartier langzamer geworden! En dat niet in éen etappe. Nee, elke dag!’ Dat hij zoveel verloor vond hij niet normaal. “Je kunt een slechte dag hebben, een slecht jaar, maar ik zag renners bergop rijden met versnellingen die hij op het vlakke niet eens rondgedraaid kreeg.” Eddy Bouwmans stond na de rustdag op de 42ste plaats in het algemeen klassement. “Ik ben in een paar dagen een anonymus geworden. Het is wel prettig dat je nu wat meer rust hebt en dat geen mensen meer om je heen hangen, maar dat was niet de bedoeling. Ik heb de teleurstelling verwerkt. Ik lig er niet wakker van. Wel verbaast het me hoe vreemd het in zo’n ronde kan gaan. Ik werd in de groep met de klimmers verwacht. Ik kon ze niet volgen. Maar ik zie wel de Deen Bjarne Riis met de besten omhoog rijden. Waar haalt die man ineens zijn macht vandaan? Ik begrijp het niet. ” In 1993 legde hij zo in de Tour de France elke dag aan de verzamelde pers geduldig uit waarom hij de beste renners van het peloton niet meer kon volgen. Wat het hoogtepunt van het jaar had moeten zijn werd het dieptepunt. De oorzaak: te weinig ijzer in het bloed zorgde ervoor dat de macht hem ontbrak. Na de calvarietocht door de Alpen vertelde Bouwmans: “Ik heb de uitslag van de bloedanalyse gekregen. Mijn hemoglobinegehalte is veel te laag. Hoe het komt, ik heb er geen verklaring voor. Ik heb nu wel ijzertabletjes gekregen, maar of die helpen weet ik niet. Mijn klassement is intussen verknald. De afgelopen dagen in de Alpen klom ik in groepjes met renners als Yates, Lauritzen en Nulens. Ja, sorry, maar daar hoor ik toch niet in thuis. Het is een bittere teleurstelling voor me geworden. Ik had me heel veel van de Tour voorgesteld. Een plaats bij de tien eersten zag ik wel zitten. Ik was bezig aan mijn beste seizoen en ineens had ik geen macht meer.” In die Tour kon hij de belofte niet inlossen. Waren de verwachtingen niet te groot? “Nee, ik denk niet dat het snelle succes mij parten heeft gespeeld. Na de Tour van 1992 ben ik gevallen in de ronde van Engeland. Hierdoor heb ik heel lang met mijn knie gesukkeld. Door die blessure heb ik een half jaar niet goed kunnen trainen. Dat is, denk ik, een belangrijke stagnatie in mijn carrière is geweest. Een half jaar is erg lang.” Hij mocht in de drie maanden durende herstelperiode alleen maar rustig trainen. Dat heeft hem in de Tour opgebroken. Hij had geen stevig fundament opgebouwd. In de kleine rittenkoersen bleef dat onopgemerkt. Daar kon hij zijn slechte conditie verbloemen. Maar de Tour was meedogenloos. Bij aankomst in Parijs vinden we Eddy Bouwmans in 1993 terug op de 45e plaats in het eindklassement. Zijn derde en laatste Tour Na vijf jaar bij Post, tekende Bouwmans in 1995 een contract bij de Novell-ploeg van Jan Raas. Met de Zeeuwse ploegleider had Bouwmans in die voorafgaande winter nog weinig gesproken. Maar dat vond de Gemertenaar ook niet echt nodig. “De organisatie van de ploeg is even ‘perfect’ als bij Post en verder komt het gewoon op hard koersen aan”, zei Bouwmans. “Raas hoopt gewoon dat ik goed rijd. Dat is voor hem goed en ook voor mij. Maar hij heeft blijkbaar wel vertrouwen in mij. Tijdens de ploegenpresentatie in januari hoorde ik ineens dat ik, samen met een aantal anderen, als kopman wordt beschouwd. Dat is wel een extra motivatie. Dat doet me wel wat. Ik was eigenlijk alleen maar heel blij dat ik bij Raas terecht kon.” Hoewel hij ook heel graag in de Waalse klassiekers wilde vlammen, was zijn grote doel uiteraard de Ronde van Frankrijk. In La Grande Boude maakte hij immers naam. In “La Doyenne” liet hij zijn gezicht zien, maar in de Tour viel het weer tegen. In het eindklassement zou hij opnieuw op de 45e plaats eindigen. In 1996 deed hij noodgedwongen een stapje terug. Hij tekende een contract bij de kleine Nederlandse Foreldorado-ploeg. De toen 29­jarige Gemertenaar vond twee jaar later geen werkgever meer en sloot een periode van acht jaar als prof af. Bouwmans toen: “Mijn carrière is niet geworden wat iedereen, en ik ook, ervan had verwacht. Maar al met al is het geen slechte tijd geweest. ” Ab Krook en Gerry Knetemann keken eveneens terug op deze periode. Ab Krook was zijn trainingsadviseur in ’94 en ’95: “Eddy kwam bij mij omdat hij meer wilde weten over hoogtestages. Het bleek een heel zorgvuldige sporter. Hij was heel consequent, secuur en wist vreselijk goed wat hij moest doen. Eddy was één van de eerste Nederlandse renners die geïnteresseerd waren in trainingsleer. Zijn grote probleem was dat hij na die eerste Tour geacht werd door te stoten terwijl op dat moment vooral de Italianen enorm in opkomst waren. In die periode kon geen enkele Nederlander aanhaken bij de buitenlandse top. Eddy ging zelf nog beter rijden, maar niet goed genoeg om de anderen bij te houden. Vergeet niet dat hij in de jaren daarna een van de beste, zoniet dé beste ronderenner van Nederlander bleef. Kijk de eindklassementen er maar op na. Alleen, hij stond niet bij de eerste tien. Dat viel niemand op en dus hadden ploegleiders er niet zoveel aan.” Ook de betreurde Gerry Knetemann, de toenmalige bondscoach, had lovende woorden bij het afscheid van Eddy Bouwmans van de actieve wedstrijdsport. “Hij had op dat moment een betere erelijst dan bijvoorbeeld Mauro Gianetti op die leeftijd. Alleen Gianetti had het geluk dat hij lang van de ene ploeg naar de andere kon zwerven. Die heeft de tijd gekregen om zich rustig te ontwikkelen en heeft bovendien het geluk gehad dat hij in diverse ploegen kon overleven om vervolgens in zijn nadagen door te breken, klassiekers te winnen, noem maar op. Of: als Bouwmans een andere nationaliteit had gehad en even wat meer tijd had gekregen was hij misschien net zo goed als Gianetti geworden. Eddy heeft al vroeg in zijn carrière zijn hoogtepunt beleefd waardoor hij een paar mooie jaren heeft gehad. Tja, en het hangt niet alleen af van fysieke kwaliteiten. De wielersport is zo complex, daarvoor moet je wel uit het goede hout gesneden zijn. Er worden er velen geroepen, maar slechts weinigen zijn uitverkoren.” (Uit: Clubblad Het Verzetje-Tourspecial. Tekst: Rien van Horik)