
De wielergeschiedenis van Piet van de Kruijs (25 september 1947)uit Mierlo-Hout loopt parallel aan die van veel jongeren die uit een groot gezin komen. Zij gingen het wielervak in omdat zij in hun eigenlijke vak geen werk konden vinden. Toen Piet, de vierde uit het rijtje van negen kinderen, na de lagere school naar de LTS ging om fijnbankwerker te worden had hij zijn fiets extra uitgerust. Hij ging direct aan het werk om voor een racefiets te kunnen sparen. Eind 1964 meldde de toen zeventienjarige zich aan als lid bij de Helmondse wielerclub“Buitenlust”. In 1965 zette hij als nieuweling zijn eerste voorzichtige schreden op het wielerpad. Erg succesvol was Piet van der Kruijs in die beginperiode nog niet. In zijn debuutjaar was hij in de spurt nog niet zo snel. Later veranderde dat. Zijn eerste bijzondere prestatie leverde hij opvallend genoeg niet op de weg maar in het veld. In de winter van 1965-1966 werd in Markelo gestreden om het Nederlands kampioenschap cyclocross voor de nieuwelingen. Na twee weken van bijna ononderbroken regen wist hij hier zilver te veroveren. Toen toonde hij al over strijdlust te beschikken: als het bijna niet meer ging en andere coureurs aan afstappen of opgeven dachten kon hij nog ongenadig doorgaan tot het bittere einde. Spelenderwijs ging zijn nieuwelingentijd voorbij. Twee jaar lang moest Piet van der Kruijs in het prille begin van zijn wielerloopbaan zijn dienstplicht vervullen. Halverwege het seizoen ‘67 merkte hij in de koersen rond de kerk dat de conditie en de vorm toch aanwezig waren. Zijn militaire periode sloot hij af met een vierde plaats in het militaire kampioenschap. Piet van der Kruijs kwam getraind en gezond uit de kazerne terug in Helmond. Zoals gewoonlijk stond er geen werk maar de W.W. op hem te wachten. “De Kruis” was onder die omstandigheden niet van plan gras over zijn racefiets te laten groeien. Hij zou dat jaar voor het eerst meerijden in Olympia’s Tour waarin hij later zo succesvol was. De ploegleider van zijn toenmalige ploeg Smiths-Acifit Piet Liebregts had hem voor deze meerdaagse geselecteerd. Hij was het die de coureur in van der Kruijs ontdekte. In het nationale kampioenschap, gewonnen door Fedor den Hertog, verspeelde hij in de spurt een eervolle derde plaats, omdat de Twent Henk Nieuwkamp met zijn fiets dwars vóór hem kwam te staan. Het jaar van de grote doorbraak zou 1969 worden. Na zijn overwinning in de voorjaarsklassieker de ronde van Zuid-Holland won hij de Omloop van Baronie en werd tweede in het eindklassement van Olympia’s Tour. Op grond van deze prestaties werd hij door de K.N.W.U. gevraagd om deel te nemen aan de ronde van Polen, van Joegoslavië en de ronde van Engeland. Het jaar 1970 zou Piet van der Kruijs niet positief kunnen afsluiten. Dat zag er in het voorjaar nog niet naar uit. De Helmonder (in het oranjezwarte tricot van Trico Noble-Acifit) won in dat jaar na een spannende eindspurt de Helmondse wielerronde. In het nationale kampioenschap op de weg in zijn woonplaats zou hij na zijn overwinning dat jaar in de “Kersenronde” achtste worden. Ondanks een totale ontreddering door het gebruik van cola. Hij was op dat moment ongetwijfeld één van de beste Nederlandse amateurs. Het advies om daarna prof te worden en bij Ton Vissers voor Willem 2 te tekenen zou echter verkeerd uitvallen. De flegmatieke Oisterwijkse ploegbaas vertelde hem dat het voor 99% zeker was dat de ploeg het jaar nog zou bestaan. Niets was echter minder waar. Een week na het ondertekenen van het profcontract door Piet van der Kruijs maakte de Valkenswaardse sigarenfabriek bekend met de sponsoring te zullen stoppen. Daar stond Piet van der Kruijs: met lege handen. In de acht wedstrijden die hij bij de profs gereden had hij wel wat premies gewonnen. Maar hij had, zoals dat in wielertermen heet, geen “platte” prijs gereden. Andere aanbiedingen bleven achterwege. Piet van der Kruijs kon nergens als broodrijder meer terecht omdat de ene na de andere professionele wielerploeg ermee stopte. Een vreugdevolle toekomst was door het stoppen van de profploeg als een kaartenhuis in elkaar gestort. ,,De Kruis” wilde snel terug naar de rijen van de amateurs. Maar door een K.N.W.U-regel moest hij een heel jaar stil liggen. Om daarna weer een amateurlicentie aan te kunnen vragen. Jan Gisbers haalde de potige Helmonder na zijn mislukte profavontuur in 1972 in de ploeg van Jan van Erp. Hij zou vervolgens acht jaar lang aan een opvallende reputatie bouwen. Eigenlijk begon de wielercarrière van Piet van der Kruijs toen opnieuw. Na dat gedwongen jaar stilstand volgde een lange glorieperiode bij de ploeg van Jan van Erp die de sterkste amateurformatie van Nederland zou worden. Als wegkapitein zou hij zijn mooiste wielerjaren beleven: een fietsende ploegleider in koers. Sinds hij voor de paarse tegelbrigade fietste hielp de Helmonder niet alleen door zijn formidabel koersinzicht andere renners van zijn ploeg aan de overwinning. Maar ook zelf won hij zijn klassiekers en ritten in Olympia’s Tour. Piet van der Kruijs moest het vooral hebben van zijn karakter, zijn keiharde manier van trainen en zijn serieuze manier van verzorging. Bovendien groeide hij uit tot een sterke persoonlijkheid. Die in de wedstrijden een dermate sterk overwicht op de andere renners had, dat zij het vanzelfsprekend accepteren dat iemand van de ploeg won. Het duo Gisbers en van der Kruijs was een succesvol tweemanschap. “Jan kon wielerjongens tot een ploeg smeden. Ik bracht mijn routine mee”, aldus de Helmonder. “In 1973 zijn we aan de opbouw en het uitbalanceren van een tijdritploeg begonnen. Dit resulteerde in de wereldtitel. “ Uit dat paarse opleidingscentrum kwamen latere wereldkampioenen naar voren als Jan Raas, André Gevers, Adri van der Poel en de helaas te vroeg overleden Bert Oosterbosch. Het leverde liefst zes merkentitels op. Intussen behaalde hij nog een overwinning in de driedaagse van Noord-Holland, de Omloop der Kempen, won tweemaal de Achterhoek en een paar etappes in Zeeuws-Vlaanderen. In het begin van de jaren tachtig zou Piet van der Kruijs stoppen met de actieve wedstrijdsport en werd hij opgenomen in de begeleidingsstaf van de ploeg van Jan van Erp. Na het stoppen van de Schijndelse wielerploeg werd de Helmonder aangezocht om als ploegleider te gaan fungeren van de wielerploeg Jo van Aarle-Ecco. Na drie succesvolle jaren, met deze in opvallende zwarte wielershirts uitgedoste formatie, werd hij door zijn vroegere ploegleider Jan Gisbers gevraagd om bij het management van de PDM-profploeg te komen werken. Als assistent-ploegleider betekende dat ook een flinke promotie voor de Helmonder. In het dagelijkse leven was Piet van der Kruijs bouwvakker geweest en had zich met cursussen opgewerkt tot uitvoerder. Hij had een goede baan die hij graag opgaf om in 1987 assistent-ploegleider te worden bij de PDM-ploeg. Ook hier kreeg hij weer de zorg voor het jonge talent. Daarmee trok hij naar de buitenlandse koersen. Daarnaast hield hij zich bezig met de kantoororganisatie. Deze grote internationale profploeg had een goede administratieve onderbouw. Zijn bedrevenheid met de computer hielp hem daarbij. Zes jaar lang zou hij deel uitmaken van de technische staf. Geleidelijk aan ging hij vooral de administratieve kant van deze miljoenenploeg blijven verzorgen. Na de beruchte “Intralipid” affaire in de Tour de France van ’92 viel het doek over de Nederlandse PDM-ploeg die een internationale uitstraling had. Het jaar daarop werd een gedeelte van het team en de technische staf overgenomen door het Spaanse Lotus (Festina) dat in het dwergstaatje Andorra haar zetel had. Maar de aanwezigheid van van der Kruijs en Gisbers in deze ploeg bleek van korte duur. Daarna zagen we Piet van der Kruijs nog slechts sporadisch op de koers. De interesse voor de wielersport is echter gebleven.