
Op zijn dertiende begon Jan Spetgens, door zijn vele supporters de Spet genoemd, met wielrennen. Toen nog bij de NWB waar hij in 1964 Brabants kampioen werd. Na zijn overstap naar de KNWU een jaar later zou hij zijn grootste successen kennen in het begin van de jaren zeventig. Als nieuweling won hij in Lieshout al de provinciale titel. Na “Tour de l’Avenir” in 1969 kreeg Spetgens al aanbiedingen van de toenmalige profteams Mars-Flandria en Willem 11-Gazelle. “Ik ben niet zo eerzuchtig. Mijn mentaliteit is daarom geloof ik te zwak voor de beroepswereld.” vertelde hij de journalisten toen. In die Toekomstronde deed hij niet onder voor Joop Zoetemelk, zijn toenmalige ploeggenoot in de nationale selectie. In datzelfde jaar won hij vroeg in het seizoen al de Omloop van de Baronie. Maar zijn naam prijkt ook op de erelijst van de Omloop der Kempen. In 1971 behaalde hij de nationale titel bij de amateurs. Een categorie die nu te vergelijken is met de elite zonder contract. In dat jaar werd hij ook geselecteerd voor de WK in het Zwitserse Mendrisio. Lovende woorden stonden er in de Helmondse Courant na de triomftocht in Valkenburg: “De achtduizend natgeregende toeschouwers hielden hun adem in op de Cauberg. Wie zou de nieuwe amateur-kampioen worden van Nedeland? Als eerste over de top en over de streep vertoonde zich de roodwitte clubtrui en toen wisten de kijkers het wel. Jan Spetgens was de nieuwe kampioen. Niemand ontzegde de aanspraken van de blonde Somerenaar op het eretricot. Want wat hij in de 181 kilometer lange race naar het kampioenschap had gepresteerd grensde aan het ongelooflijke. Bij thuiskomst in Someren wachtte hem, fanfare Somerens Lust, die de kersverse kampioen naar het gemeentehuis leidde waar burgemeester Roels bijna even enthousiast was als de met spandoeken en petjes gewapende supporters. Die driftig hun kelen smeerden met vele vaten bier. Uren zingen en schreeuwen: “Heya de Spet”maakt zelfs een geheelonthouder tot een bijzonder dorstig mens. Deze titelstrijd was een van de zwaarste die de wieleramateurs ooit te verwerken hebben gehad. “Eigenlijk is dit allemaal niks voor mij”vertelde Jan Spetgens in het feestgewoel, maar het is toch wel lollig om het mee te maken. Zoiets beleef je nooit meer.” Wielersportjournalist Martin van de Kimmenade maakte in die periode ook deel uit van het bestuur van Buitenlust en beschreef de euforie in het clubblad: “Wij waren trots, daarboven op de Cauberg. Het seizoen 1970 was één van de slechtste uit de carrière van Jan. Het is daarom een des te grotere prestatie, een kwestie van instelling en karakter dat Jan dit jaar zo knap terug kwam. Spetgens bezorgde Buitenlust een enorm fijn hoogtepunt in zijn geschiedenis, een kampioenschap waarover nog vele jaren gepraat zal worden.” Een jaar later passeerde de blonde renner opnieuw als eerste de streep. Maar in de zware Caubergrace sleepte de Limburger Ben Koken de Nederlandse amateur-titel in de wacht. Jan Spetgens zou volgens de jury van zijn lijn zijn afgeweken. Wellicht door de inspanning. In elk geval moest Koken uitwijken, en op dat fatale moment dook een motorrijder op de hoogte van het fietsende duo op. In de Volkskrant vertelde hij opnieuw dat hij liever amateur bleef: “Ik heb nooit, ook niet op jonge leeftijd, de ambitie gehad om persé beroepsrenner proberen te worden. Het wielrennen is altijd mijn hobby geweest en dat is het nu nog.” Uiteindelijk zou hij in 1975 toch een profcontract tekenen bij Canada Dry-Gazelle. Halverwege het seizoen verdween hij plotseling van het wedstrijdtoneel. Na dit kortstondige profavontuur in de wielrenstal van Ton Vissers dook Jan Spetgens een jaar later weer op in de wielerarena. Nu als toprenner bij de NWB waar hij In eendrachtige samenwerking met zijn broer Sjaak de “Omloop der Peel” op zijn naam wist te schrijven. Sjaak Spetgens werd derde.Diezelfde broer had er mede voor gezorgd dat hij in 1971 nationaal kampioen werd. Zijn jongere broer Sjaak werd namelijk derde bij het wereldkampioenschap cyclo-cross. “Wat hij kan moet ik toch zeker kunnen, dacht ik. Per slot zeggen ze dat ik meer talent heb dan hij. Hij heeft echter meer wilskracht, meer doorzettingsvermogen. Ik train bijvoorbeeld genoeg maar ga niet tot het uiterste,” vond Jan. (Uit: Wielernest Someren. Tekst: Rien van Horik)